Bij Sézanne worden fossiele overblijfselen gevonden van wilde wijnstokken maar de vitis sézannensis heeft de ijstijden niet overleefd.
De Romeinen ontdekken de troeven van Campania, van de champagne-streek. Eind eerste eeuw worden er echter, op bevel van de keizer Domitianus, alle wijngaarden gerooid wegens voedseltekort: brood is schaars en duur, wijn overvloedig en goedkoop.
In 280 wordt dit verbod door keizer Probius opgeheven en komt de wijnbouw rond Durocortorum, Reims, weer tot bloei. Wijnstokken worden ingevoerd en verschillende methodes van aanplanten, snoeien en geleiden gehanteerd. De Romeinen halen ook veel materiaal uit de ondergrondse krijtlagen voor de bouw van Durocortorum. Die groeven, crayères, zijn nog steeds ideale wijn-kelders!
In ‘t begin van de middeleeuwen gaat de wijnbouw achteruit maar dankzij de Kerk gaat die niet verloren. De oudst bekende wijngaard in de streek is trouwens eigendom van Remigius van Reims (437-533), bisschop van de stad.
Abdijen en kloosters zijn erg bedrijvig in het aanleggen van wijngaarden. De wijn is nodig voor de eucharistieviering maar heeft ook een meer ‘wereldse’ functie: wijn zorgt voor inkomsten en giften én bepaalt de reputatie inzake gastvrijheid, waaraan véél waarde wordt gehecht. Niet-religieuze wijnbouw is in handen van de adel.
Vanaf de 11° eeuw is er sprake van een omvangrijke wijnbouwcultuur, vooral in de buurt van Reims, Épernay, Châlons-sur-Marne, Sainte-Ménehould, Vitry-le-François en Sézanne.
Nieuwsgierig naar het vervolg…? Hou onze blogs in het oog!